sluiten

Van houten bal tot five piece

maa 15 september

In de beginjaren van “kolf”, zeg maar “golf” speelde men met een houten bal.
Dan kwam de “hairy ball”, een bal gevuld met haar en later de “feathery” waar ganzenpluimen in geperst werden.



Allan Robertson van St Andrews was een kei in het maken van de feathery-ballen.
Samen met zijn leerling Tom Morris, toen nog niet “Old”, konden ze drie tot vier ballen per dag maken. Ze waren dan ook peperduur.

De samenwerking tussen beiden eindigden toen Tom Morris met een rubberen “gutty ball” ging spelen. Succesrijk, waardoor iedereen naar die gutta-percha-gum bal greep.



Die werd in 1901 door de “Haskell ball” verdrongen. Die uit de Verenigde Staten ontwikkelde bal veroverde ook de Europese de golfwereld.
Toen ene William Taylor in 1905 vond dat dimples, dus kuiltjes op de bal er voor zorgden dat de bal langer en vooral langer vloog, werd dat patroon op alle ballen toegepast.

Tot dan was er geen standaard hoe groot en zwaar de golfballen moesten zijn. In 1920 beslisten de R&A en de USGA, die toen al het wereldgolfgebeuren leidden, dat de bal niet zwaarder dan 1,62 ounces mocht zijn en minstens 1,62 inches als diameter moest hebben. Wat in 1932 naar 1,68 inches werd gebracht.

Spalding zorgde in 1930 voor de volgende belangrijke stap.



Met de “Kro-Flite” bood men de eerste balata bal aan. Wat later door alle golfballenfabrikanten overgenomen werd.

Spalding bleef echter een hoofdrol spelen, want in 1968 introduceerde men met “The Executive” de eerste two piece ball die een urethaan omhulsel had.
Dat werd in 1972 vervangen door een surlyn cover en werd de bal tot “Top-Flite” herdoopt.

In The Open 1986 was Greg Norman de eerste topper die een “non-wound ball” speelde. De Spalding Tour Edition.

Dan kwam 2000 en dus de Titleist Pro V1.



En uiteraard ook heel wat andere performante ballen.



Terug naar boven